Handleiding MdBads

Een boekje vol catecheselessen! Dát is makkelijk, je hoeft alleen maar te doen wat er staat…

Inderdaad, zo is het wel een beetje. Maar toch zul je ook merken dat de lessen niet bedoeld zijn om luie catecheten te kweken. Ze willen je juist in beweging zetten om actief aan de slag te gaan met kinderen. Vandaar deze digitale handleiding, over hoe het zo ongeveer werkt.

Deze handleiding licht aan de hand van verschillende punten toe hoe u als catecheet de informatie en verwerkingsopdrachten uit het boekje kunt begeleiden.
Basisprincipes
Opzet methode
Samenstellen van een les
Sociaal-emotionele ontwikkeling kinderen
Geestelijke ontwikkeling kinderen

Basisprincipes

De lessen in dit boekje zijn niet zomaar lessen. Elke les wordt gekenmerkt door een paar belangrijke principes:  

  • De Bijbel staat centraal
    Ons verlangen met dit boekje is dat de kinderen ontdekken wat geloven is en daarvoor is de Bijbel onmisbaar. In de Bijbel maakt God zichzelf bekend, wie Hij is, wat Hij gedaan heeft, hoe Hij met ons wil omgaan. Door de Bijbel wil God ons vooral tot een persoonlijke ontmoeting brengen met Zijn Zoon. Daarom moeten we de kinderen in aanraking brengen met de Bijbel. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, want het is geen eenvoudige opdracht de Bijbel dichtbij kinderen te brengen. Voor veel kinderen is de Bijbel een moeilijk boek. De lessen in dit boekje zijn een hulpmiddel om de Bijbel dichtbij kinderen te brengen.  Zij leren op hun eigen niveau de informatie tot zich te nemen en door vragen en verwerkingsopdrachten de Bijbel te ontdekken. In de informatie, vragen en andere verwerkingsopdrachten leren de kinderen op hun niveau de Bijbel te lezen en toe te passen in hun leven.  
  • Leefwereld kinderen is het uitgangspunt
    Het boek is geschreven met telkens weer het kind in ons achterhoofd te nemen. Er is bij het bedenken van de vragen en opdrachten na gegaan waar de kinderen zitten. Hoe sluit het onderwerp bij hen aan, welke vragen kunnen ze erover hebben, waar hebben ze hulp bij nodig? De starters van elke les zijn daarom heel belangrijk. Deze laten zien dat (en hoe) het thema in de leefwereld van de kinderen speelt. Vóórdat we gaan kijken wat de Bijbel te zeggen heeft, weten de kinderen dus: het gaat tijdens deze les ook over mij en om dingen die in mijn leven spelen.  
  • Kinderen zelf laten ontdekken
    Er wordt wel gezegd dat mensen 90% onthouden van wat ze zelf doen. En dat is wat wij ook met de lessen willen stimuleren. Het gaat erom dat kinderen zelf actief aan de slag gaan. Geen lessen waarbij de kinderen stilzitten en alleen maar hoeven te luisteren, maar vooral ook verwerkingen waarmee ze zelf ontdekken wat God hen via Zijn Woord wil zeggen. Het mag dus tot een persoonlijke ontmoeting komen tussen het kind en Bijbel, waarin het kind zelf actief betrokken is. Jouw enige taak is het organiseren van deze ontmoeting.  

Opzet

De methode is zo opgezet, dat de kinderen in twee jaar tijd van Genesis tot Openbaring door hun Bijbel gaan. Over elk Bijbelboek ontvangen ze informatie en met elk Bijbelboek gaan ze aan de slag. De bedoeling is dat ze leren hun Bijbel te gebruiken; waar vind ik welk boek en waar gaan de Bijbelboeken over?

Samenstellen van een les

Alles lessen bestaan uit verschillende onderdelen: opwarmertje, verdieping, leuk om te weten, bidden, klevertje van de les en doen.  

Opwarmertje – Met het opwarmertje maken de kinderen op een laagdrempelige manier kennis met het thema vanuit het Bijbelboek dat in die les centraal staat. Tijdens het opwarmertje denken kinderen erover na welke rol het thema speelt in hun eigen leven. Dit motiveert de kinderen om over het thema door te denken.  

Verdieping – Kinderen ontdekken wat God hen in de Bijbel te zeggen heeft door middel van informatie over het Bijbelboek. Hierbij gaat het om kennisoverdracht. Behalve informatie over de achtergrond van het Bijbelboek, komt in dit onderdeel ook heel beknopt de inhoud van het Bijbelboek aan de orde. Dit onderdeel kan hardop samen met de kinderen worden gelezen. De kinderen kunnen bijvoorbeeld om beurten een stukje voorlezen. Een andere optie is om als catecheet de informatie, al dan niet in eigen woorden, over te brengen. Hier en daar staan er vragen of opdrachten door de tekst heen, om de kinderen te laten ontdekken wat God door Zijn Woord tot hen zegt en wordt de informatie verwerkt. Hierbij horen vaak ook zoekopdrachten in het Bijbelboek zelf of worden de kinderen uitgedaagd om zelf aan de slag te gaan met puzzels of proefjes. Deze bieden dus de gelegenheid om het lezen even te onderbreken en korte tussentijdse verwerking te hebben.  

Bidden – Aan het eind van elke les wordt er de mogelijkheid gegeven om een gebed op te schrijven of te tekenen. Dit gebed kun je gezamenlijk bidden of moedig de kinderen aan om dit gebed zelf te bidden.  

Leuk om te weten – Naast de informatie die wordt gegeven, worden er ook per les een aantal leuke weetjes aangereikt. Deze kunt u met de kinderen langs lopen. Welke weetjes wisten de catechisanten niet en willen ze graag onthouden? Deze kunnen ze dan aankruisen in het boekje.  

Klevertje van de les – Elke les is er een ‘klevertje’. Er wordt een tekst uit het behandelde Bijbelboek geciteerd, zodat de kinderen deze kunnen onthouden en de kinderen worden uitgedaagd om bepaalde Bijbelboeken in de goede volgorde uit hun hoofd te leren.  

Doen – De les wordt afgesloten met een doe opdracht. Meestal is het een opdracht voor thuis waardoor het thema nog een keer terugkomt en de kinderen ook na de les nog een keer met dit thema aan de slag kunnen. Het is goed om hier de volgende les op terug te komen en de kinderen te vragen naar hun uitgevoerde opdracht.  

Hoe kies je?
Vaak kun je niet alle opdrachten of vragen behandelen in één les. Bij het maken van een keuze is het handig om jezelf de volgende vragen te stellen: 

  • Wat past bij mij als leidinggevende? Waar voel ik me lekker bij en wat kan ik aan? 
  • Wat past het beste bij de kinderen van mijn groep? Wat vinden ze leuk, wat kunnen ze aan, of: wat hebben ze nodig? Dat kunnen trouwens spannende vragen zijn: soms is het nodig om een onderwerp te bespreken dat kinderen zelf niet zomaar zouden kiezen. Of daag jezelf uit en ga bezig met een vraag die jezelf niet zomaar zou uitkiezen. 
  • Over hoeveel tijd beschik je?

Samenstelling groep – De ene groep is de ander niet. Wat bij de ene groep heel goed valt, kan bij de andere groep totaal verkeerd uitpakken. Belangrijk is dus dat je de kinderen goed kent en ook kennis hebt van hun achtergrond. Uit welke gezin komen de kinderen en ook belangrijk om rekening te houden met de vraag of er ook buiten- of randkerkelijke kinderen in je groep zitten.  

Leeftijd kinderen – Belangrijke factor is ook de leeftijd van de kinderen, al is dat niet strak gekoppeld. Want het ene kind van tien jaar kan in een andere fase zijn dan het andere kind van dezelfde leeftijd. In deze periode gaan kinderen samenhang zien tussen geloven en doen.  Ze begrijpen gelijkenissen omdat ze abstracter leren denken. Kinderen zijn in deze leeftijdsfase leergierig, leren graag dingen uit hun hoofd en ontdekken wat ze daarmee kunnen doen. Dat geldt ook voor de kennis die met geloven te maken heeft. Kinderen kunnen zo opgaan in het leren ‘van buiten’, dat de kans er is dat de beleving (hun binnenkant) erbij in schiet. Zorg er daarom voor dat er voor het kind ook wat aan het geloof te beleven en te ervaren is. Als in de puberteit de aandacht weer naar binnen wordt verlegd, kunnen kinderen voortbouwen op de ervaringen die eerder aan geloven hebben opgedaan. Kinderen in deze fase hebben een sterk geheugen. Hun denken wordt abstracter en realistischer. Ze gaan steeds meer verbanden zien. Ze kunnen zich ook beter emotioneel uiten, zowel over hun eigen emoties als over die van anderen. Ze krijgen een groter moreel besef. Hun wereld wordt groter en er komt meer drang om erbij te willen horen. Ook wat betreft geloven ontstaat er meer een groepsgevoel. Er ontstaat meer samenhang tussen geloven en doen.  

Type kinderen
– Zorg voor een goede afwisseling in de les. Houd daarbij rekening met de verschillen die er zijn tussen kinderen. Iedereen leert op een andere manier. Die manieren kunnen ingedeeld worden in vier categorieën: doener, dromer, beslisser, denker. Met deze vier leerstijlen in je achterhoofd kun je variëren met werkvormen die je gebruikt. Zo zorg je ervoor dat er voor ieder kind een onderdeel is dat bij hem past en waardoor hij de les goed kan verwerken.

  • De denker: leert door na te denken over ingewikkelde dingen en oplossingen te verzinnen. Heeft veel bewijs nodig, houdt van heldere structuren, naar antwoorden zoeken en leergesprekjes met veel theorie en argumenten.
    Passende werkvorm: een (bijbel)quiz.
  • De beslisser: leert door de les in praktijk te brengen, uit te proberen en te oefenen. Houdt van experimenteren.  
    Passende werkvorm: praktische handvatten en opdrachten om in de praktijk te brengen.
  • De dromer: leert door te luisteren en te observeren. Na te denken en dan pas te doen of iets tot op de bodem uit te zoeken. Houdt van groepsgesprekjes, informatie verzamelen en verwerken.
    Passende werkvorm: collage maken over het thema van de les.
  • De doener: leert door nieuwe dingen te doen. Houdt van veel afwisseling, werken in groepjes en actie.  
    Passende werkvorm: opdrachten om zelf uit te voeren.

Algemene tips bij het samenstellen van een les

  • Er kan gevarieerd worden in een individuele, groepsgewijze en klassikale verwerking van de vragen of opdrachten, al naar gelang de samenstelling van de groep.  
  • Voor een goede verwerking is ook een bespreking van de opdrachten gewenst. Neem daar voldoende tijd voor; het gaat niet om alleen het juiste antwoord, maar veel meer nog om de goede verwerking en het eigen maken van de lesstof.Voor een goede verwerking is ook een bespreking van de opdrachten gewenst. Neem daar voldoende tijd voor; het gaat niet om alleen het juiste antwoord, maar veel meer nog om de goede verwerking en het eigen maken van de lesstof.
  • Wanneer je een grote groep hebt, kun je de groep in kleinere groepjes indelen. De kinderen kunnen dan of eerst zelf de opdrachten maken en daarna me elkaar deze bespreken of samen aan de slag gaan met een opdracht. Vervolgens kun je plenair alle opdrachten bespreken.
  • Bij elke les worden de kinderen uitgedaagd om een Bijbeltekst uit hun hoofd te leren. Het is goed om deze tekst eerst met elkaar te lezen en deze te bespreken. Zorg dat de kinderen begrijpen wat er met de tekst bedoeld wordt. Om een tekst te leren kunnen de kinderen deze zelf uitschrijven, elke keer op een andere manier de tekst opzeggen (bijv. heel hard, heel zacht, alleen de jongens, alleen de meisjes, met de ogen dicht) of je kunt met de kinderen samen proberen een opzegritme te bedenken.
  • Ook bij het leren van de Bijbelboeken kun je helpen te memoriseren door ze elke week samen op te zeggen of gebruik te maken van een ondersteunend liedje (bijvoor­beeld: Oude Testament lied – YouTube)
  • Om het leren te stimuleren en de kinderen op een leuke manier te motiveren, kun je een challenge bedenken. Wanneer de kinderen bijvoorbeeld de tekst goed hebben opgezegd krijgen ze een punt. Of wanneer ze een bepaald gedeelte van de Bijbelboeken kunnen opzeggen, krijgen ze ook een punt.  
  • In gesprek met de kinderen is het belangrijk dat je open vragen stelt om ze zelf zoveel mogelijk te laten nadenken. Gebruik gesloten vragen om te checken of jullie elkaar goed begrepen hebben.
  • De meningsvorming wordt bij deze groep steeds belangrijker. Het kind wil vooral laten horen wat hij denkt over de wereld, het leven.
  • Geef complimenten. Waardering telt zwaar op deze leeftijd. De toon en taal die je daarbij gebruikt mogen volwassen klinken.  

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Vanaf een jaar of tien begint het besef te komen dat andere mensen ook iets over hem kunnen denken, net zoals hijzelf over een ander kan denken. Ook begint in deze periode langzamerhand de puberteit. Sommige kinderen stappen al aan het begin van deze fase of pas later de puberteit binnen, en daardoor kunnen er grote onderlinge verschillen ontstaan. Tijdens de puberteit is er vaak tijdelijk sprake van een zekere emotionele instabiliteit en verminderd zelfvertrouwen. Dit wordt onder andere veroorzaakt door een heroriëntatie op andere waarden en normen, wijzigingen in de omgang met leeftijdsgenoten, toegenomen verantwoordelijkheidsgevoel en fysieke veranderingen. Kinderen kunnen daarbij extra aandacht goed gebruiken, omdat ze bezig zijn hun zelfbeeld te ontwikkelen. Naarmate kinderen ouder worden, worden relaties met leeftijdgenoten steeds belangrijker. Ze hebben de sterke behoefte om zich te conformeren aan de groep en willen absoluut niet buiten de boot vallen. Ze kunnen zich stoer gedragen en zich spiegelen aan een populair rolmodel. In groep acht ervaren kinderen de toenemende druk van ouders en de confrontatie met de eigen mogelijkheden en beperkingen (onder andere door de eindtoets en de schoolkeuze). 

Geestelijke ontwikkeling

Kinderen vatten de Bijbelse verhalen lange tijd alleen letterlijk op. Pas aan het einde van de basisschool leren kinderen meer abstract te denken en krijgen zij gevoel voor symboliek. Ze zullen dan ook meer gaan begrijpen dat het belangrijkste niet het verhaal zelf is, maar de boodschap die God ons erin geeft. Het oudere kind kan soms al wel een indruk krijgen van de symbolische betekenis van verhaal, vooral op gevoelsniveau en is in staat om de verhalen en hun boodschap toe te passen en er een les voor het eigen leven uit te trekken. Vanaf een jaar of tien wordt het godsbeeld van het kind minder egocentrisch (eerder was het: God is er voor mij) en meer objectief (tegenover het fantasierijke beeld van het jonge kind). Rond deze leeftijd is een kind ook in staat om bewust te geloven en dat te verwoorden. Veel hangt af van de godsbeelden die het kind krijgt aangereikt vanuit zijn omgeving. Meestal stellen zij God voor als een persoon. Ook de maatschappij waarin zij opgroeien is van invloed op hun geestelijk ontwikkeling. Geloven is niet meer vanzelfsprekend en kinderen hebben dus steeds meer vriendjes die niet- of andersgelovig zijn. Hierover kunnen vragen stellen of kunnen ze op een heel natuurlijke manier van hun geloof getuigen.  

Bidden met kinderen

  • Gebed door catecheet – de meest traditionele vorm is natuurlijk dat je als catecheet bidt met en voor de kinderen. Ga er in dit geval wel heel bewust mee om.  
  • Gebedspunten aanreiken – voordat je als catecheet gaat bidden, kun je vragen of kinderen gebedspunten willen aanreiken. Schrijf die op en verwerk ze in je voorbede. Je kunt gebedspunten ook schriftelijk laten indienen (anoniem).  
  • Gebed door enkele kinderen – Eén of meer kinderen kunnen het samen bidden ook voor hun rekening nemen. Kinderen kunnen hierin juist heel vrijmoedig zijn. Stimuleer de kinderen hierin. Als je een kind voor de groep laat bidden kun je aan de verschillende vormen denken. Een kind kan het Onze Vader bidden. Een kind leest een lied of gedicht voor als gebed. Je kunt ook meerdere kinderen laten bidden. De één doet bijvoorbeeld de dankzegging, de ander de voorbede.  
  • Kringgebed – soms is het mogelijk om een open kringgebed te doen. Dat wil zeggen dat iedereen die dat wil een bijdrage kan leveren aan het gebed. Het enige wat je moet afspreken, is wie er begint en wie eindigt. Het kan ook zijn om te spreken dat elke bidden zijn gebed afrondt met de woorden: ‘Dit bid ik U in Jezus Naam’.  
  • Het Onze Vader – een mooie vorm van gezamenlijk gebed is het samen, hardop, bidden/zingen van het Onze Vader.  

Extra materiaal

De lessen in het boekje bieden voldoende materiaal en informatie om volwaardige lessen samen te stellen. Bij een heel aantal lessen is extra materiaal te downloaden vanaf deze site. Als dat zo is staat het vermeld in de lessen.